Mensen Maken de Stad - Straatburgerschap
Straatburgerschap of ‘Mensen Maken de Stad’ is een methodiek voor samenlevingsopbouw op straatniveau. Bewoners van een straat of buurt worden door sociale professionals, met name opbouwwerkers en jeugdwerkers, aangespoord om zich met elkaar in te zetten voor hun leefomgeving en om op een prettige manier met elkaar om te gaan. Het is een methodiek om actief (straat)burgerschap, sociale samenhang en sociale integratie te bevorderen. De methodiek is geschikt voor straten waar burgers onverschillig staan ten opzichte van elkaar of waar leefbaarheidsproblemen bestaan. In een duidelijk afgebakende buurt of straat initieert, ontwikkelt, ondersteunt en faciliteert de lokale overheid een blijvende cultuur van sociale en normatieve samenhang. Sociale samenhang in straat of buurt betekent in de eerste plaats dat bewoners elkaar kennen en dat men gekend wordt. Het betekent tevens deelname aan sociale activiteiten van straat- of buurtbewoners of aan sociale netwerken in de straat of buurt. Het kan ook inhouden dat buurtbewoners samenwerken om een bepaalde voorziening in de straat te realiseren. Bij normatieve samenhang gaat het om afspreken en aanspreken. In de straat betekent het dat medebewoners waarden, normen en gedragspatronen delen en onderhouden. Dat houdt in dat er afspraken zijn over vriendelijk, veilig, meer verbonden en verantwoordelijk met elkaar omgaan, en dat die afspraken worden nageleefd. De methodiek van ‘Mensen Maken de Stad’ werd actief gebruikt in Rotterdam tussen 2003 en 2009. Deze infofiche dient als inspiratie om gelijkaardige projecten op te starten.
Waar uitgevoerd?
Rotterdam
Projectaanpak
‘Mensen Maken de Stad’ (MMdS) ontstond in 2003 in Rotterdam. Nadien werd de methodiek overgenomen door andere Nederlandse steden. MMdS komt de ‘civil society’ ten goede, die in sommige wijken onvoldoende ontwikkeld is. De interventie MMdS wordt ingezet om sociale samenhang en actief burgerschap te ontwikkelen in straten waar dit niet of nauwelijks aanwezig is. Bewoners bouwen, ondersteund door jeugd- of opbouwwerkers, op basis van straatafspraken over onderlinge samenhang en zorg voor de straat een straatnetwerk op. Deze straatafspraken (of straatnormen) moeten de verschillen in houding en gedrag tussen bewoners van verschillende culturen, generaties en leefstijlen overbruggen.
Voor een MMdS-interventie is een werkmethode ontwikkeld, die bestaat uit drie fasen: de sociale diagnose, de startfase en de realisatiefase. Voor elke fase zijn er protocollen en instrumenten beschikbaar.
De sociale diagnose: de straatkeuze en afbakening met de straatladder
Bij de afbakening van de straat staat de beleving van de bewoners centraal. Zij bepalen wat zij als hun buurt ervaren. Dat is het gebied waar ze last of plezier hebben van de houding of het gedrag van medebewoners. De straat is soms een deel van de straat, de bebouwing rond een binnenterrein of plein, of een aantal kleine straatjes bij elkaar. In Rotterdam hanteert men, omwille van de kostprijs, 75 woningen als ondergrens voor het opzetten van een interventie.
Voor de keuze en afbakening van een straat kan men verschillende obstakels tegenkomen. Zo kan er sprake zijn van te grote problemen met onveiligheid, herstructurering binnen enkele jaren, bewoners die hun straat anders afbakenen,… Om te voorkomen dat een straat ongeschikt blijkt tijdens de interventie, is een weloverwogen keuze en afbakening essentieel.
De sociale diagnosefase duurt 1 tot anderhalve maand. Ze start met een ‘quick scan’ om via een snelle verkenning de potentiële geschiktheid van een straat te bepalen. De quick scan is de toetsing van een lijst met aandachtspunten door een panel van professionals die zicht hebben op de straten, zoals opbouwwerk, politie, woningmaatschappijen, jeugdwerk en/of wijkbeheer. De scan wordt uitgevoerd onder leiding van de gemeente.
Indien een straat volgens de quick scan geschikt lijkt, start er een bewonersonderzoek. Dat onderzoek wordt in opdracht van de gemeente uitgevoerd door, meestal, twee opbouwwerkers. In het onderzoek worden, door deur-aan-deur aan te bellen, bewonersinterviews afgenomen bij een derde -representatief- deel van de bewoners. De straat en haar bewoners worden op diverse tijdstippen geobserveerd en de opbouwwerkers voeren aanvullende gesprekken met reeds actieve inwoners en specifieke doelgroepen, zoals jongeren. Op basis daarvan stellen de opbouwwerkers een onderzoeksrapportage op, die naast de definitieve – territoriale- straatafbakening ook een ‘straatportret’ bevat Dat portret geeft o.m. inzicht in de kwesties die er tussen de bewoners spelen en tussen de straat en de omgeving, over het animo voor straatafspraken en het aanwezige bewonerstalent dat als motor voor het straatburgerschap kan fungeren. Het rapport schat ook het sociale cohesie en burgerschapsniveau van de straat in. Daarvoor maakt men gebruik van de ‘straatladder’, een hulpmiddel dat voor MMdS werd ontworpen.
De straatladder telt tien treden, waarbij elke trede een bepaalde mate van sociale cohesie en actief burgerschap in de straat aangeeft. Dit gaat van negatieve kenmerken op de laagste treden (-2) Agressie en (-1) Vermijding, over naar (0) onverschilligheid en (+1) het niet vermijden van contact, om vervolgens geleidelijk te stijgen naar alsmaar positievere kenmerken op de volgende treden, nl. (+2) actief contact maken, (+3) meedoen aan straatactiviteiten, (+4) samen straatactiviteiten organiseren, (+5) leefregels afspreken en in stand houden, (+6) samen zorgen voor de straat, (+7) zelfbeheer.
Het onderzoeksrapport wordt vervolgens besproken door het panel dat ook de quick scan uitvoerde. Op grond van die bespreking besluit de gemeente om al dan niet over te gaan tot het uitvoeren van MMdS en het verstrekken van alle opdrachten aan jeugd- of opbouwwerk. Een straat komt enkel in aanmerking voor het uitrollen van de methodiek indien zij op de straatladder tussen -1 en 3 à 4 scoort. Indien uit het bewonersonderzoek blijkt dat een straat zich op de laagste trede van de ladder bevindt, zullen andere actoren, zoals politie, er eerst orde op zaken moeten stellen. Vanaf trede 4 kan een straat op eigen kracht al veel voor elkaar krijgen. Zo’n straat kan gestimuleerd worden om op eigen kracht een aantal straatafspraken te maken.
De startfase
De startfase is een intensieve periode van drie à vier maanden. Subsidies worden toegekend aan de jeugd- of opbouwwerkers. De jeugd- of opbouwwerkers zijn in deze fase veel in de straat aanwezig. Zij maken een werkplan waarin de weg tussen de aangetroffen beginsituatie (sociale diagnose) en de beoogde doelen (een straatnetwerk gebaseerd op straatafspraken) is weergegeven.
Straatafspraken zijn de kern van de MMdS-methodiek. Deze zijn te onderscheiden in twee typen: (1) afspraken tussen bewoners onderling over omgang met elkaar en gezamenlijke zorg voor de straat en (2) afspraken tussen de straat en de omgeving (instelling, diensten, gemeente, huisvestingmaatschappij) ter ondersteuning van de straatafspraken. De afspraken tussen bewoners blijven best beperkt tot 4 of 5. Het is niet de bedoeling om een hele waslijst op te stellen, maar te focussen op afspraken die echt het verschil zullen maken voor de straat.
In de startfase toetsen jeugd- en opbouwwerkers de bevindingen uit het bewonersonderzoek bij potentiële gangmakers of sleutelpersonen in de straat. (Concept)straatafspraken worden huis aan huis besproken en men legt uit wat dit betekent voor veranderingen in houding en gedrag. Er wordt zoveel mogelijk steun gezocht voor de straatafspraken en in de straat wordt zichtbaar gemaakt wie er wil meedoen. Met het naleven van de straatafspraken start men door één straatafspraak gedurende enkele weken centraal te stellen en de bewoners uit te dagen en aan te spreken op het naleven ervan. Zo worden de eerste successen behaald.
Binnen de activiteiten bouwen de opbouwwerkers kennismakings- en ontmoetingsmogelijkheden in. Waar nodig organiseren ze aan aanvullende activiteiten om ook de jeugd te betrekken. In deze fase start men ook met het opbouwen van een ‘straatmotor’. Dat is een groep van actieve bewoners die in toekomst het straatnetwerk zullen onderhouden en verder uitbouwen. Om zo veel mogelijk bewonerstalent aan te spreken, onderscheidt MMdS verschillende rollen in de straatmotor: de contactpersoon van het straatnetwerk, de klusser (iemand die meehelpt), de organisator van activiteiten en de sociale leider die de straat kan vertegenwoordigen. Door oog te hebben voor uiteenlopende talenten ontstaan er meer mogelijkheden voor de straatmotor. Bewoners ontwikkelen zich ook in het straatnetwerk en kunnen gaandeweg belangrijkere rollen opnemen.
De startfase rondt men af met de ondertekening van een ‘straatagenda’ en het opstellen van een werkplan voor de realisatiefase. De straatagenda bundelt alle afspraken, geeft het eigen straatbudget waarover de bewoners kunnen beschikken aan en regelt de organisatie van de ondersteuning. De ondertekening gaat gepaard met een intensieve communicatie in de straat. Gemeente en bewoners engageren zich door de ondertekening van de straatagenda; de doelstellingen van MMdS vragen een gedeelde inspanning van beleid en haar burgers. Naast de subsidies aan jeugd- of opbouwwerk en de straatmotor (budget), zet de gemeente ook haar communicatiekanalen in. Zij draagt zo bij tot de bekendmaking van en sensibilisering voor het project. In Rotterdam stelt de stad o.m. grote gekleurde borden ter beschikking met daarop de straatafspraken. Deze borden worden in elke straat opgesteld.
Realisatiefase en straatkeuring
Gedurende de realisatiefase is het opbouwwerk nog twee jaar actief in de straat, maar veel minder intensief. Na deze periode moeten de bewoners zelf kunnen functioneren en biedt het opbouw- of jeugdwerk enkel nog hulp en advies op beperkte schaal.
Uiteraard houdt men tijdens de realisatiefase vast aan de straatafspraken. Men bouwt verder aan de ontwikkeling en verdieping van het straatnetwerk en de straatmotor. Dat kan o.m. door scholing van de actieve bewoners.
Aan het einde van elk jaar vindt een ‘straatkeuring’ plaats en stelt men een werkplan voor het komende jaar op. Tijdens straatkeuring bespreken de inwoners onder leiding van een voorzitter en eventueel met leden van diensten en voorzieningen waarmee ze samenwerken, de voortgang van de straat. Belangrijke punten die men tijdens de straatkeuring bespreekt zijn de bekendheid en werking van de straatafspraken, de toe- of afname van de binding en het vertrouwen tussen de bewoners, het cijfer van de straat op de straatladder, het functioneren van de straatmotor en de besteding van het straatbudget. Ook bekijkt men de communicatie in de straat en de samenwerking tussen straat en omgeving.
Tijdens alle fasen van MMdS houden de jeugd- of opbouwwerkers een sociale kaart van de straat bij. Dat is een elektronische kaart waarin zij de participatie van elke bewoner (adres), zijn talenten eventuele participatiebelemmeringen noteren. De sociale kaart is enkel bedoeld om de continuïteit van de interventie te garanderen en mag niet worden gedeeld met derden.
Leerpunten
MMdS is geen eenheidsworst
Het is niet aannemelijk dat het proces van MMdS er in elke deelnemende straat er hetzelfde zal uitzien. Elke straat heeft zijn eigenheid en verschilt het met andere straten. De concrete invulling van MMdS, zoals de straatmotor, dient afgestemd te worden op het DNA van de straat.
Toon appreciatie, maar blijf bewust van de uitdagingen
Een programma als MMdS steunt vooral op betrokken buurtbewoners om te slagen. Het is nodig om deze bewoners regelmatig te bewieroken. Dit zal het enthousiasme van deze betrokken bewoners levendig houden. Pas wel op dat niet enkel de positieve zaken naar buiten komen. Het is ook belangrijk om de minder goed draaiende kant van het verhaal aan te halen om hierop verder te werken.
Investeer op lange termijn
Het succes van MMdS is geen quick win en wordt ook niet gemeten bij het einde van het traject. Het succes ligt in welke mate de uitgangspunten van het project verdergezet worden na afloop van de (intensieve) ondersteuning. Dit is iets wat tijd nodig heeft. Het is voor een lokaal bestuur nodig om hiervan bewust te zijn.
Denk aan pedagogische activiteiten
Activiteiten die georganiseerd worden in lijn met MMdS zijn van laagdrempelige waarde om zo toegankelijk mogelijk te zijn voor de buurt. Het is echter ook aangewezen om enkele activiteiten te organiseren met een pedagogisch karakter voor kinderen om hun sociaal en actief burgerschap te versterken. Dit is zeker van toepassing in straten waar er kinderen wonen die dit niet minder van thuis uit mee krijgen.
Betrek ook minder actieve bewoners
Zoals hierboven vermeld, steunt een programma als MMdS enorm op de betrokkenheid van enkele straatbewoners. Het is op zich goed dat er mensen zijn die zich willen engageren. Het is echter ook belangrijk om actief op zoek te gaan naar zij die niet meteen zich geroepen voelen om deel te nemen of zich volledig afzijdig houden. De kans op succes vergroot immers met een toename van betrokken straatbewoners.
Zie ook:
Publicaties:
Frans Hengeveld en Johan Janssens, Mensen maken de Stad, beschrijving van een good practice, Utrecht, februari 2010
Projecteigenaar
Stad Rotterdam
Partners
- Lokaal bestuur
- Lokale organisaties: diensten die actief zijn in de straat zoals huisvestingsorganisaties, sociale diensten, politie
- Gesubsidieerde organisatie: jeugd- of opbouwwerk
- Buurtbewonersgroepen (straatmotor)
Doel(groep)
- Straten
- Buurten
- Buurtbewoners
- Jongeren
Middelen
Voor de begeleiding van een ‘straat’ is ongeveer 540 uur opbouwwerk nodig, 300 uur voor de startfase, 120 uur per jaar voor de realisatiefase. De begeleiding van de straten kost ook extra ambtelijke aandacht en middelen voor de communicatie/ondersteuning: hun ureninzet is afhankelijk van het aantal straten en de moeilijkheidsgraad van de problematiek. In Rotterdam stelde men daarvoor per deelgemeente maximaal 20.000 euro ter beschikking.
Daarnaast kan de stad ondersteuning inkopen bij de Stichting Opzoomer Mee, die de methodiek voor de stad ontwikkelde. De kostprijs daarvan hangt af van het aantal uren waarop men beroep wenst te doen.
Contactinfo
Bron: https://indischebuurten.nl/buurten/52-rotterdam (fotograaf: Dick Rozing).